Broedvogeltelling
‘Sinds 2004 is het Oosterpark op broedvogels geïnventariseerd. Het enige ontbrekende jaar (2015) was het jaar dat het park op de schop ging en er derhalve niet geteld kon/mocht worden. In de eerste jaren werd het park geteld door 4 mensen, later bleven Hester Schoute en ondergetekende over. Wij telden het park met de BMP methode van SOVON en CBS. Deze telling is een uitgebreide karteringsmethode waarvoor per jaar meer dan 10 vroege ochtendbezoeken aan het park zijn gebracht alsmede een late telling in de schemering in begin juni. Met deze tellingen worden territoria en broedgevallen van de soorten van het park gekarteerd. Hierbij wordt er gemakshalve van uitgegaan dat een territorium ook een broedgeval betekent. Dit hoeft niet per se in het park te zijn maar kan ook in de directe omgeving van het park hebben plaats gevonden. In dergelijke gevallen is het park voor de vogel van existentieel belang (behoort tot zijn broedterritorium).
De resultaten van de tellingen worden jaarlijks doorgegeven aan SOVON/CBS en aan de Amsterdamse Vogelvereniging. Die maken er overzichten van en berekenen per jaar per soort de trends voor heel Nederland/Amsterdam en per biotoop.
Hester en ik gingen er van uit dat voor grondbroeders en struikbroeders de renovatie slecht zou uitpakken (anders dan de wethouder beweerde). Nu blijkt dat na de telling deze soorten (winterkoning, heggenmus, roodborst, merel, zanglijster, zwartkop, tjiftjaf, vink) inderdaad schrikbarend achteruit gegaan zijn. Er is eigenlijk maar 1 soort die het in vergelijking met 2014 goed doet in het park en dat is de houtduif. Die heeft geen last van het ontbreken van struiken, in tegendeel, die profiteert van de overzichtelijkheid en de extra foerageer ruimte. Het aantal soorten is nog wel vergelijkbaar met die van de laatste 10 jaar maar het aantal territoria en broedgevallen is nooit eerder zo laag geweest. Gemiddeld zijn er per jaar 256 territoria vastgesteld, in 2016 waren dat er 169 (ruim 1/3 minder).’
Bron: BMP gegevens van SOVON